De Wabo, een handleiding, pag. 15 home             terug naar pag. 14 naar pag. 16                                

uitmaken van het project, zoals bijvoorbeeld het kappen van een boom, of het maken van een uitweg. Langs deze weg ontstaat bijvoorbeeld de mogelijkheid om terreinen reeds volledig bouwrijp te maken, vooruitlopend op de vergunningverlening voor het bouwen van bouwwerken. Verder kan door deze wijziging een omgevingsvergunning voor planologisch strijdig gebruik dat betrekking heeft op handelingen als bedoeld in art. 46 lid 1 en 47 lid 1 Natuurbeschermingswet 1998 dan wel art. 75b lid 1 Flora- en faunawet worden voorzien van een verklaring van geen bedenkingen van de minister van Economische Zaken. Indien in de vervolgfase een omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor het bouwen van de met het planologisch strijdig gebruik beoogde woningen hoeft de verklaring van geen bedenkingen niet opnieuw te worden aangevraagd. Ook is er een nieuw artikel 2.5a toegevoegd. Dit artikel luidt:

Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 2.7, eerste lid, tweede volzin, kan de omgevingsvergunning voor de activiteit, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, bij de beschikking waarbij wordt beslist op de aanvraag om een omgevingsvergunning voor de overige onlosmakelijke activiteiten worden gewijzigd, voor zover dat nodig is met het oog op het verlenen van die omgevingsvergunning.

Uit de memorie van toelichting blijkt dat hiermee is beoogd om het mogelijk te maken dat de omgevingsvergunning voor het planologisch strijdig gebruik bij de latere omgevingsvergunning voor de overige onlosmakelijke activiteiten wordt gewijzigd. Hiermee wordt een vergelijkbare afstemmingsregeling gecreëerd als thans ten aanzien van de gefaseerde omgevingsvergunning is vervat in art. 2.5 lid 6 Wabo.

De conclusie die hieruit kan worden getrokken is dat het oude systeem van de Wro en Woningwet weer wordt nagestreefd. Volgens dit systeen kon een separaat vrijstellingsbesluit ingevolge de oude WRO, of projectbesluit onder de nieuwe Wro, ten behoeve van de bouw van woningen worden verleend, terwijl later voor de afzonderlijke woningen aparte bouwvergunning-

 

verlening mogelijk was. Invoering van het nieuwe systeem betekent ook dat het risico van premature kap iets groter wordt. Er kan immers anders dan voorheen een losse vergunning worden aangevraagd voor planologisch strijdig gebruik en vellen van houtopstand, zonder dat een vergunningaanvraag voor het bouwen nodig is. De vraag zal zijn of de door de wetgever beoogde flexibiliteit verhindert dat een gemeente in haar bomenverordening een bepaling opneemt (of handhaaft) die inhoudt dat eerst met de kap mag worden begonnen als de omgevingsvergunning voor de overige (onlosmakelijke) activiteiten is verleend.

Verschoonbare overschrijding van de bezwaartermijn

De bezwaartermijn tegen een omgevingsvergunning die is voorbereid met de reguliere procedure gaat al lopen na de dag van verzending van de vergunning aan de aanvrager. Zie art. 6:8 Awb: de termijn voor het indienen van bezwaar vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. De bekendmaking van een omgevingsvergunning behoort plaats te vinden door toezending of uitreiking aan de aanvrager en eventuele andere belanghebbenden (art. 3:41 lid 1 Awb). Met de andere belanghebbenden zijn niet bedoeld omwonenden. Deze moeten dus goed de bekendmakingen in de gaten houden. De gemeente is niet verplicht bij de kennisgeving van de vergunning in een huis-aan-huisblad of op internet te vermelden wanneer het besluit is bekend gemaakt. Dit is wel aan te raden, aangezien anders niet duidelijk is wanneer de bezwaartermijn is begonnen. Een termijnoverschrijding kan verschoonbaar zijn door het ontbreken van de datum van verzending in het huis-aan-huisblad of op internet. Zeker is dit het geval als een verkeerde, latere datum is vermeld en de belanghebbende van die datum is uitgegaan, zie ABRvS 8 augustus 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2093, Gst. 2013/120 m.nt. L.J. Gerritsen en T.E.P.A. Lam. Deze uitspraak is alleen gepubliceerd in de Gemeentestem. Zie echter ABRvS 14 mei 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1715, AB 2014, 243 m.nt. L.J.A.