De Wabo, een handleiding, pag. 9 home             terug naar pag. 8 naar pag. 10                                   
Zienswijze (uniforme openbare voorbereidingsprocedure) Bezwaarschrift (reguliere voorbereidingsprocedure)
Mag mondeling Moet schriftelijk ingediend worden
Pro forma zienswijzen moeten binnen twee weken onderbouwd worden (ABRvS 13 augustus 2008, LJN BD9953) Pro forma bezwaren moeten doorgaans binnen vier weken onderbouwd worden
Geen hoorzitting Wel hoorzitting
Geen commissie Wel commissie (meestal een onafhankelijke commissie)
Bij nieuwe informatie hoeft belanghebbende niet gehoord te worden. In plaats daarvan gelden art. 3:2 en 3:14 Awb, d.w.z. dat het bestuursorgaan de nodige kennis moet vergaren en nieuwe relevante stukken moet aanvullen bij de ter inzage liggende stukken. Belanghebbende moet gehoord worden over nieuwe informatie (art. 7:9 Awb)
Geen vergoeding proceskosten Wel (beperkte) vergoeding mogelijk (art. 7:15 Awb)
Bij gegrondverklaring van het beroep volgt vernietiging primair besluit (art. 8:72 lid 1 Awb). Dit veroorzaakt rechtsonzekerheid voor belanghebbenden omdat het bestreden besluit er niet meer is. Dit kan tot handhavingsperikelen leiden. Rechtsgevolgen kunnen wel in stand worden gelaten (art. 8:72 lid 3 Awb). Bij gegrondverklaring van het beroep volgt geen vernietiging van het primaire besluit, maar moet opnieuw worden beslist op het bezwaarschrift.
Het primaire besluit bestaat nog wel.
Geen noodzaak tot vragen van voorlopige voorziening hangende uov Meestal wel noodzaak tot voorlopige voorziening hangende bezwaarprocedure

Een nadeel van de reguliere voorbereidingsprocedure is dat men niet verplicht is een zienswijze met betrekking tot de aanvraag in te dienen. Men kan wachten met het indienen van een bezwaarschrift totdat het besluit er is. Dat leidt er toe dat - in de meeste gevallen - direct na het indienen van het bezwaarschrift (zie echter ook pag. 12 over de wenselijkheid eerst contact te zoeken met de vergunninghouder) bij de rechtbank een voorlopige voorziening moet worden gevraagd om te verhinderen dat het besluit hangende het bezwaar wordt uitgevoerd. Bij de uniforme openbare voorbereidingsprocedure moet altijd eerst een zienswijze over het

 

ontwerpbesluit worden ingediend en wordt het standpunt van de belanghebbende dus, als het goed gaat, meegewogen in het definitieve besluit, hetgeen beroep en een voorlopige voorziening kan voorkomen.

Niet tijdig beslissen
De Awb voorziet in een procedure waarmee de gemeente kan worden gedwongen een besluit te nemen als de beslistermijn wordt overschreden. Ook kan de gemeente een dwangsom worden verschuldigd. Het niet tijdig nemen van een besluit wordt met een besluit gelijkgesteld (art. 6:2 aanhef en onder b Awb) en tegen dit 'besluit' kan beroep worden ingesteld (art. 8:1 Awb). De gemeente moet eerst in gebreke worden gesteld, twee weken daarna kan beroep worden ingesteld (art. 6:12 Awb).

De dwangsom bij niet tijdig beslissen is geregeld in § 4.1.3.2 van de Awb, zie met name art. 4:17 lid 1 Awb. In dit artikel is bepaald dat het bestuursorgaan, indien een beschikking op aanvraag niet tijdig wordt gegeven, een dwangsom verbeurt voor elke dag dat het in gebreke is, doch voor ten hoogste 42 dagen. De Algemene termijnenwet is op laatstgenoemde termijn niet van toepassing. Dit betekent dat de dagen gewoon doortellen zonder onderbrekingen. Art. 4:17 lid 1 Awb is ook van toepassing als een beschikking van rechtswege niet binnen twee weken bekend is gemaakt (art. 4:20d Awb) en als een besluit op bezwaar niet tijdig wordt genomen (art. 7:14 en 7:14a Awb). Zie hierover ook pag. 13.

Ingevolge art. 4:17 lid 2 bedraagt de dwangsom de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige veertien dagen € 45,- per dag. Ingevolge het derde lid is de eerste dag waarover de dwangsom verschuldigd is, de dag waarop twee weken zijn verstreken na de dag waarop de termijn voor het geven van de beschikking is verstreken en het bestuursorgaan van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling heeft ontvangen. Let op: de dwangsom is dus pas verschuldigd vanaf de dag waarop twee weken zijn verstreken na de dag waarop de termijn voor het geven van de beschikking is verstreken én twee weken zijn verstreken na de dag waarop het bestuursorgaan van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling heeft ontvangen. Zie ABRvS 1 september