De Wabo, een handleiding, pag. 3 home             terug naar pag. 2 naar pag. 4

werking treedt (art. 6.2 Wabo).
Indien  gedurende de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bij de bevoegde rechter een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan en de beschikking niet terstond na bekendmaking in werking is getreden, treedt de beschikking niet in werking voordat op dat verzoek is beslist (art. 6.1 lid 3 Wabo). De rechter hoeft in dat geval dus niet meer te vragen of de vergunninghouder bereid is te wachten met de kap totdat er uitspraak in de voorlopige voorzieningprocedure is gedaan. Tegen de beslissing op bezwaar kan beroep bij de rechtbank worden ingesteld en tegen de uitspraak van de rechtbank kan hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State worden ingesteld.

Als de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van toepassing is, vangt de beslistermijn van uiterlijk zes maanden bedoeld in art. 3:18 lid 1 Awb aan op de dag na de datum waarop het orgaan, bedoeld in art. 3.1 lid 2 Wabo de aanvraag heeft ontvangen (art. 3.12 lid 7 Wabo). In art. 3:18 lid 2 Awb is bepaald dat, als de aanvraag een zeer ingewikkeld of omstreden onderwerp betreft, het bestuursorgaan, alvorens een ontwerpbesluit ter inzage te leggen, binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag de beslistermijn van zes maanden met een redelijke termijn kan verlengen. Art. 3.12 lid 8 Wabo bepaalt dat die redelijke termijn ten hoogste zes weken bedraagt. Ook bepaalt lid 8 dat de verlenging en de duur daarvan, met inachtneming van de in art. 3:18 lid 2 Awb bedoelde termijn van acht weken, gemotiveerd aan de aanvrager worden medegedeeld. Voordat de gemeente een besluit tot verlenging neemt, stelt het de aanvrager in de gelegenheid zijn zienswijze daarover naar voren te brengen. Dit volgt uit art. 3:18 lid 2 Awb, maar wij vermoeden dat dit bij de Wabo niet geldt. De wettekst en de memorie van toelichting bij de Invoeringswet Wabo (zie p. 56) zijn hier niet duidelijk over, maar uit het feit dat de Wabo de verlenging vaststelt op maximaal zes weken (i.p.v. "een redelijke termijn") en een mededelingsplicht invoert, leiden wij af dat er voor een zienswijze over de verlenging geen plaats meer is. Wanneer is gevraagd om als eerste fase alvast een besluit te nemen op de kapaanvraag en de uniforme openbare voorbereidingsprocedure is op het project van toepassing, dan wordt de beschikking eerste fase ook volgens die procedure afgehandeld. De beslistermijn op de aanvraag eerste fase is in dat geval niet zes maanden, maar veertien weken (art. 2.5 leden 2 en 3 Wabo). Dit om te voorkomen dat een beslistermijn van tweemaal zes maanden zou gelden.

 

Als bij de uniforme openbare voorbereidingsprocedure geen zienswijzen over het ontwerpbesluit naar voren zijn gebracht, doet de gemeente daarvan zo spoedig mogelijk nadat de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen is verstreken, mededeling op de wijze, bedoeld in art. 3:12 leden 1 en 2 Awb. In dat geval neemt de gemeente het besluit binnen vier weken nadat de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen is verstreken (art. 3:18 lid 4 Awb). Als de gemeente zich niet aan de beslistermijnen houdt, ontstaat er geen vergunning van rechtswege. De regeling in de Awb over de dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen (afdeling 8.2.4a Awb) kan wel soelaas bieden. Zie daarover de paragraaf Niet tijdig beslissen op pag. 9.

Tegen een omgevingsvergunning die is voorbereid met de uniforme openbare voorbereidingsprocedure kan geen bezwaar worden gemaakt (art. 7:1 lid 1 onder d Awb). Wel kan beroep bij de rechtbank en vervolgens hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak worden ingesteld (in sommige gevallen is alleen beroep bij de Afdeling mogelijk). De termijn voor het indienen van een beroepschrift vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit overeenkomstig art. 3:44 lid 1 onderdeel a Awb ter inzage is gelegd (art. 6:8 lid 4 Awb) en bedraagt zes weken (art. 6:7 Awb). Wanneer de omgevingsvergunning is voorbereid met de uniforme openbare voorbereidingsprocedure, treedt de vergunning pas in werking, nadat de beroepstermijn van zes weken is verstreken (art. 6.1 lid 2 Wabo). Zie ook art. 6.2 Wabo. Indien gedurende de termijn bij de bevoegde rechter een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, treedt de vergunning niet in werking voordat op dat verzoek is beslist (art. 6.1 lid 3 Wabo).
Als ten onrechte de uniforme openbare voorbereidingsprocedure is gevolgd, staat tegen de omgevingsvergunning geen beroep, maar bezwaar open. De rechter zal het beroep dan doorsturen naar B en W met de opdracht het beroep als bezwaar in behandeling te nemen en een besluit op bezwaar te nemen (ABRvS 13 november 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3843).

Verlening van rechtswege
Houdt de gemeente zich bij de reguliere voorbereidingsprocedure niet aan de beslistermijn van art. 3.9 Wabo (acht weken evt. te verlengen met zes), dan is de vergunning automatisch (van rechtswege) verleend; dit komt doordat par. 4.1.3.3 van de Awb, met uitzondering van de artikelen 4:20b lid 3 en 4:20f, van toepassing is verklaard (art. 3.9 lid 3 Wabo). Zie pag. 18 over